Waarom IJslanders, Noren en Japanners op walvissen blijven jagen

Gepubliceerd op 30 januari 2025 om 11:13

Man achter een harpoengeweer. 1909, Brits-Columbia, Canada.

In IJsland zijn onlangs weer vergunningen afgegeven voor de jacht op walvissen. Ondertussen is de befaamde anti-walvisjacht activist/piraat Paul Watson onlangs vrijgelaten uit een Deense gevangenis, waarmee hij ontsnapt aan uitlevering aan Japan. Daar werd een gevangenisstraf van maximaal 15 jaar voor hem geëist voor het lastigvallen van Japanse walvisjagers.

Samen met Noorwegen zijn Japan en IJsland de enige landen waar nog commercieel op walvissen wordt gejaagd – in de VS, Rusland en Denemarken (Groenland) wordt er alleen door oorspronkelijke bewoners nog gejaagd. Waarom duurt de commerciële walvisjacht in deze drie landen voort, ondanks aanhoudende internationale kritiek?

 

Kritiek

Waarom moet er überhaupt toegelicht moet worden dat het fout is om op walvissen te jagen? Voor veel mensen in de Westerse wereld spreekt dat voor zich, het is er bij velen van ons van jongs af aan ingegoten. De afkeuring van de walvisjacht is dan ook ontstaan uit zeer legitieme gronden, namelijk uit de afslachting van de mondiale walvispopulatie die plaatsvond na de tweede wereldoorlog tot aan de jaren 80, welke van menig walvissoort weinig over heeft gelaten. Hieruit is de anti-walvisjacht campagne ontstaan die tot op de dag van vandaag voortleeft. De walvis is – zoals journalist David McNeill het stelt – een soort posterchild van de klimaatbeweging geworden, samen met de ijsbeer op het eenzame stukje wegsmeltend ijs.

Deze campagne om de walvis van het uitsterven te behoeden heeft de walvisjacht fatale reputatieschade aangericht. Nog altijd wordt er nauwelijks over de walvisjacht bericht zonder de industrie af te schilderen als barbaars en compleet onethisch. Ook het feit dat walvispopulaties sindsdien herstellende zijn, heeft daar geen verandering in gebracht.

De walvisjacht wordt niet enkel meer bekritiseerd om het feit dat de walvispopulaties zo laag zijn. In dat geval zouden de walvisjagende landen namelijk grotendeels onder kritiek uit komen; verreweg de meest bejaagde walvis is de dwergvinvis (in Noorwegen is het de enige soort waarop gejaagd wordt), welke niet met uitsterven bedreigt is en dat ook nooit is geweest. Een andere reden is natuurlijk dat walvispopulaties, door hun relatief kleine getalen en de lange reproductietijd, wel snel bedreigd kúnnen worden, én dat het tellen van maritieme populaties nog altijd erg moeilijk is, en daarmee de schattingen onzeker zijn.

 

Gereguleerde jacht

Maar dat is geen argument tegen streng gereguleerde jacht. Ondertussen wordt de jacht op walvissen in het Westen ook gezien als iets inherent onethisch: los van zijn rol in het maritieme ecosysteem, is de walvis ook gewoon een heel mooi en intelligent dier, en dat maakt het eten van deze diersoort onethisch, net als dat het eten van honden onethisch is. Maar dit ethische argument lijkt vooral te zijn ontstaan uit de anti-walvisjacht campagne zelf. Dezelfde westerse landen waaruit de voornaamste kritiek op de walvisjacht komt, deden een paar decennia geleden namelijk zelf nog vrolijk mee met de jacht. Welk dier wel en welk dier niet waardig genoeg is om van consumptie te behoeden, dat is natuurlijk een hoogst subjectieve kwestie die meer hangt aan emotie dan aan ratio.

Dat de jacht op walvissen streng gereguleerd en met quota’s beperkt moet worden, daar is iedereen het dan ook over eens. Waar veel IJslanders, Noren en Japanners het niet over eens zijn, is dat het niet mogelijk is om op beperkte, verantwoordelijke wijze walvis te jagen, zonder de walvispopulaties of het maritieme ecosysteem in gevaar te brengen.

Aantal gevangen walvissen per decennium, sinds 1900

Bejaagde walvissoorten

De meest bejaagde walvis, de dwergvinvis, staat bij de Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN) aangekaart als Least-concern, wat betekent dat hij niet bedreigd is, en ook niet bijna bedreigd is. Volgens de Internationale Walvisjacht Commissie (IWC), die de jacht op walvissen reguleert, zijn er wereldwijd ongeveer een half miljoen dwergvinvissen, en is de populatie de afgelopen twintig jaar stabiel. In Noorwegen is dit dus de enige walvissoort waarop wordt gejaagd. In IJsland wordt er naast de dwergvinvis ook op de gewone vinvis gejaagd. Deze soort werd tot 2018 nog door het IUCN als ‘bedreigd’ beschouwd, maar is sindsdien een treetje lager op de ladder gezet, naar ‘kwetsbaar’ – de populatie is hersteld van zo’n 50.000 in 1970 naar ongeveer 100.000 vandaag de dag. In Japan wordt ook op de dwergwalvis gejaagd en sinds dit jaar weer op de gewone vinvis. Daarnaast wordt er gejaagd op de Brydesvinvis – populatie 100.000 en onbedreigd – en de Noordse vinvis – bedreigd, maar met een herstellende populatie, van zo’n 15.000 in 1970 naar meer dan 40.000 nu.

 

Quota’s

Alle drie de landen hebben quota’s voor het aantal walvissen dat elk jaar gevangen mag worden. In IJsland mogen er de komende vijf jaar bijvoorbeeld elk jaar 209 vinvissen en 217 dwergvinvissen worden gevangen. In Japan waren de quota’s voor vorig jaar 60 vinvissen, 25 Noordse vinvissen, 187 Brydesvinvissen en 167 dwergvinvissen. In Noorwegen werd de quota voor dwergvinvissen voor 2024 opgevoerd van 1.000 naar 1.157.

Opvallend is dat zelfs met deze aantallen het aanbod van walvis al de vraag overstijgt. In Noorwegen is de vraag zo laag dat er vorig jaar maar 507 van de toegestane 1.000 dwergvinvissen werden gevangen, en dat terwijl een derde van de vangst ook nog eens naar Japan wordt geëxporteerd. Walvissen werden vroeger gevangen voor verscheidene producten, maar deze producten zijn in de loop der jaren vervangen door alternatieven die makkelijker te produceren zijn – zo is walvisolie, gemaakt van het blubber van de walvis, vervangen door aardolie. Tegenwoordig wordt de walvis voornamelijk gevangen voor zijn vlees, maar er is hier simpelweg weinig vraag naar. De smaak van de walvis wil in Japan, Noorwegen en IJsland nauwelijks aanslaan; het blijft een product dat eigenlijk alleen door de oudere generaties wordt gegeten. Zowel in Noorwegen als Japan doet de walvisindustrie zijn best om de walvis op het menu te krijgen, door het bijvoorbeeld aan te bieden aan restaurants of, zoals in Japan, aan de basisscholen voor bij de lunch. Maar tot noch toe met weinig succes. De walvisindustrie is dan ook niet rendabel genoeg. En daarom worden walvisjagers in Japan, en werden tot 2020 walvisjagers in Noorwegen, gesubsidieerd door de overheid.

 

Cultureel erfgoed

Waarom houden overheden een industrie in stand waarvan het product niet eens afzet kan vinden in eigen land? Omdat, ondanks de impopulariteit van het vlees zelf, de walvisjacht als culturele traditie bij een deel van de bevolking nog wél op steun kan rekenen. Bij veel IJslanders, Noren en Japanners heerst het gevoel dat een culturele traditie ondermijnt wordt door een internationale klopjacht die schijnbaar de redelijkheid voorbij is. Het is te vergelijken met het gevoel dat veel Nederlanders kregen toen er discussie ontstond over zwarte piet. Of er nou zwarte schmink op het gezicht van die piet zit of niet zal in werkelijkheid weinig volwassenen uit hebben gemaakt. Maar dat de internationale commune moest bepalen hoe wij hier ons volksfeest vieren, dat wekte irritatie. Uiteindelijk hebben de meeste Nederlanders aanvaard dat de aanklacht tegen blackface niet geheel onredelijk was, en hebben we onze traditie veranderd.

Uitleggen dat een beperkte en gereguleerde jacht op walvissoorten met stabiele populaties gestaakt moet worden, schijnt moeilijker te zijn. Het lijkt er voor veel Noren, Japanners en IJslanders op dat de walvis beschermd wordt enkel uit een soort arbitrair moreel oordeel. 

Zeker in Japan wordt de anti-walvisjacht campagne ervaren als iets onrechtvaardigs, iets dat riekt naar cultureel imperialisme; het idee dat het Westen de rest van de wereld morele lessen probeert te leren. De gemiddelde Japanner geeft niet zoveel om de walvisjacht; hij of zij eet geen walvis, en herkent de walvisjacht maar vaag als een culturele traditie. Wat hem of haar wél deert is dat de internationale commune komt vertellen wat er wel en niet gegeten mag worden, zonder daarbij bijzonder overtuigende argumenten aan te dragen.

In andere woorden, veel IJslanders, Noren en Japanners zijn niet zozeer pro-walvisjacht, als dat ze anti-anti-walvisjacht zijn. Sommige deskundigen beargumenteren dan ook dat het beter is om het anti-walvisjacht geluid te dimmen, omdat het alleen maar het vuur van het pro-walvisjacht sentiment aanwakkert. Zodra dat vuurtje gedoofd is zal de walvisindustrie een stille dood leiden, omdat de subsidies niet meer ondersteunt zullen worden en de walvisjagers, bij gebrek aan vraag naar walvisvlees, om zullen vallen. De aandacht van sommige organisaties die zich hebben hard gemaakt tegen de walvisjacht, zoals Greenpeace, is dan ook verschoven. Maar of het Westen het in zich heeft om de walvisjacht voor een paar jaar ongestoord haar gang te laten gaan, dat valt nog maar te bezien.